Pagurus bernhardus (Linnaeus) Grote heremietkreeft
Kenmerken | Achterlichaam bijna altijd omgeven door een schelp. |
---|---|
Kleur | Rood/bruin tot oranje met witte vlekken. |
Voorkomen | Oosterschelde en Grevelingen. |
Voedsel | Omnivoor. |
Voortplanting | Geslachtelijk. |
Grootte | Lengte rugschild tot 3,5 cm. |
De heremietkreeft kan op alle soorten bodems aangetroffen worden. Bij verstoring trekt hij zich terug in de schelp.
In de Oosterschelde wordt door volwassen dieren vaak de schelp van een wulk, Buccinum undatum, gebruikt voor bescherming van het achterlijf. De wulk komt in de Grevelingen niet voor. Hier zijn heremietkreeften aangewezen op andere, kleinere schelpen, de heremietkreeften blijven in de Grevelingen dan ook kleiner.
Vaak wordt op de schelp ruwe zeerasp, Hydractinia echinata, aangetroffen. Beide dieren hebben hier voordeel van. De hydroidpoliepen vergaren meer voedsel en de heremietkreeft wordt beschermd door de netelcellen.